mannenbond

Welkom

En de Heere deed dagelijks tot de gemeente, die zalig werden.
Handelingen 2 vs. 47b

Het Is in de kerk te doen gebruikelijk de nieuwe lidmaten met Pasen te bevestigen. Dat heeft zin. Maar het heeft evenveel zin hen omstreeks Pinksteren te bevestigen en daarmee uit te drukken dat de onderhouding en de vermeerdering het werk is van God de Heilige Geest.

Petrus’ prediking droeg rijke vrucht. Deze prediking was een prediking van de gekruisigde Christus, geïnspireerd door de Heilige Geest. Daardoor was deze verkondiging een en al leven. Maar de beste preek doet geen nut, indien ze niet inslaat. Dat gebeurt hier. De samengestroomde mensen werden verslagen van hart. Doorpriemd, doorstoken door de Heiligen Geest, riepen zij uit: Wat zullen wij doen, mannenbroeders? En Petrus zei: Bekeert u en een iegelijk van u wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.

Wat een vrucht! Drieduizend mensen op één dag bekeerd! Maar nog is ‘t einde niet. De Heere deed dagelijks tot de gemeente, die zalig werden. Dat doet de Heere nog. Dagelijks? Ja, over het rond der aarde wel. Dat is aanleiding tot verwondering over Gods trouw. Door de verkiezende genade Gods heeft de tempelstroom zich gewend ook naar onze lage landen. Zuiver en helder brandde de lamp van het Evangelie. En hoe verduisterd en hoe geblust door onze zonden — God gaat naar Zijn welbehagen nog voort zondaren te trekken uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Is dat niet een oorzaak tot verwondering?

Zien wij op het woeden van de hel, op de vijanden van de kerk, op onze hardnekkigheid en verdorvenheden, dan licht daartegenover Gods trouw, die van geslacht tot geslacht wordt verheerlijkt in de bewaring en uitbreiding van de gemeente. God houdt Zijn kerk in stand.

De Heere deed dagelijks toe. Dat is geen mensenwerk, maar Gods werk. Eerst in de algemene zin. Hebt u, lezer, het aan uzelf te danken, dat u geboren bent in de kring van het verbond, dat u het Woord wordt verkondigd, dat u daarin nader onderwezen wordt? Dat zijn weldaden van God, die maar al te veel over het hoofd gezien worden. God houdt Zijn kerk in stand middellijk door de ambten. Dat is Zijn werk!

Daarin en daardoor blaast Hij door Zijn Geest, vrijmachtig, soeverein. Daarom komt het er voor ons op aan hoe wij worden toegedaan. Dat is voor allen verschillend en toch ook weer voor allen gelijk. Verschillend, omdat God niet is een God van dode eenvormigheid, maar van rijke verscheidenheid. De toeleidende wegen zijn verschillend. Voor allen gelijk, omdat zij één zijn in de kennis van hun verlorenheid, één in een schreiend Godsgemis, één in de trekking door de Heilige Geest, één in het inworstelen tegen vrije genade, één in het buigen onder Gods recht, één in de kennis van de Borg en Zaligmaker, één in hopen, één in verwachten, één in aanvechting en druk, één in het zaligst zielservaren, één in geloof, één in hoop, één in liefde, één in het kermen, één in het opspringen van vreugde.

In dit alles één, omdat zij uit de vereenzaming van de zonde, verbonden worden aan het Hoofd: Jezus Christus. In Hem ontmoeten alle toegebrachte leden elkaar, omdat hier in beginsel het eigen ik sterft en Christus op de troon komt. Zo worden wij toegedaan tot de gemeente. De Heere verkiest niet los naast elkaar staande personen, die geen gemeenschap met elkaar hebben, maar een gemeente, verkoren in het Hoofd.

Toch is de verkiezing persoonlijk! Het is een persoonlijke zaak. U mag niet zeggen: ik ben lid van de gemeente, dus ‘t is in orde. Stelt u liever de vraag: ben ik een levend lid van het verborgen Lichaam van Christus? Ben ik een rank, die ingeënt is in de levende wijnstok, Jezus Christus?

Die gemeente Gods — dat verborgen Lichaam, is niet aan een plaats gebonden. Daartoe behoren allen, die door de Vader aan de Zoon gegeven zijn. Daarom is ‘t ons nodig, dat wij toegedaan zijn of worden, ook al zijn wij gedoopt, ook al hebben wij belijdenis des geloofs gedaan. Ja, juist omdat wij gedoopt zijn en omdat wij belijdenis gedaan hebben, want daarvan getuigen beide. En in dat verborgen mystieke Lichaam is er gemeenschap met het Hoofd. Zalig, wie Hem aankleeft en door Hem is toegebracht.

Wie nu meent dat de toe-vergadering tot deze gemeente niets te maken heeft met de kerk in haar aardse openbaring, vergist zich zwaar. Juist dit verborgen Lichaam - o, wonder van goedertierenheid —openbaart zich plaatselijk in die gebrekkige vormen, die wij zien. Wie deze vormen veracht - God wil ze nog niet verachten! Eenieder van ons houdt dit voor gezegd!

Toegebracht tot de gemeente. Wonderlijk! In die gemeente is van alles. Daarin zijn levendgemaakten en doden, daarin is bekeerd en onbekeerd. Daarin is de vierderlei akkergrond, waarop hetzelfde zaad wordt gestrooid. Veel komt niet eens tot ontkieming, ‘t andere, nauwelijks boven de grond, verstikt of versterft bij gebrek aan diepte van aarde. Maar - Gode zij dank, - een deel valt ook in de goede aarde en brengt vruchten voort.

Daarom wordt - o ontroerende werkelijkheid - niet de gehele gemeente zalig. Toen niet (denk aan Annanias en Saffira!) en nu niet. En waar het leven uit Christus is verminderd en de kracht van de Heilige Geest minder doorwerkt - is zelfonderzoek meer dan ooit geboden. Er staat: de Heere deed dagelijks tot de gemeente, die zalig werden. Dat wil zeggen: lidmaten, die zalig werden, en niet: de gemeente, die zalig wordt. Dat zijn levende leden, die in de gehoorzaamheid des geloofs, zich voegen bij de gemeente. Lidmaten, die niet alleen geschreven staan in de lidmatenboeken op aarde, maar gegraveerd zijn in de handpalmen van de Vader.

Lidmaten, dat zijn ledematen, delen van het lichaam van Christus. Bent u zulk een lidmaat? Loop over deze vraag niet heen, ‘t zou tot uw eeuwige schade zijn. God heeft uw jawoord opgetekend in de hemel en houdt u eraan in leven en sterven. De zoon blijft eeuwig in het huis, de dienstknecht niet.

Uw toegedaan zijn tot de gemeente is gehoord door de satan en de wereld. Alle krachten zullen ingespannen worden om dat jawoord ongedaan te maken. Juist in dat toegedaan worden tot de gemeente, wordt de strijd tegen de machtige driebond: satan, wereld en eigen vlees geopend. Welkom in de strijd! Dat toegedaan worden tot de gemeente, stelt u onder de tucht van de prediking en het opzicht van de kerkenraad.

Lidmaten, die zalig worden. Eigenlijk: Lidmaten, die gered worden, of nog beter: lidmaten, die bezig zijn gered te worden. Dat wil zeggen: Het is in werking. Is het bij u al in werking? Dan zult u verslagen van hart uitroepen: Wat moet ik doen? Dan is uw hart doorpriemd en doorstoken op het slagveld van het Evangelie, op het krachtveld van de Heilige Geest. Daarom roepen wij u toe: wordt behouden van dit verkeerd geslacht! Ons geslacht gaat de verkeerde kant op. Juist daarom, omdat wij van nature voorthollen naar het verderf, is omkering, bekering, zinsverandering, zo dringend nodig.

Bezig zijn gered te worden. Leeft u misschien onder bijzondere indrukken en kloppingen van de Heilige Geest? Wees waakzaam. Deze kloppingen en roeringen kunnen overgaan en de verharding zal des te verschrikkelijker zijn. Zoek de Heere en leef!

U hebt misschien door Woord en Geest toezeggingen ontvangen, dat u gered zult worden. Rust niet op wat daarvan in uw hart zonk, maar weet, dat de rotsgrond van ons behoud alleen ligt in de beloofde Middelaar. Leef niet van teksten en woorden buiten de Borg en Zaligmaker, maar leer verstaan, dat God goddelozen rechtvaardigt om niet en met Zichzelf verzoent door de dood van Christus.

U leeft misschien ver van de Verlosser, Die u eenmaal aanzag in uw diepe zielsellende en die u liefhebt. Maar nu...? Benaarstig u om uw roeping en verkiezing vast te maken, want dat doende zult u nimmermeer struikelen. Wast op in de kennis en de genade van deze door het kruis verhoogde Borg, die door de Heilige Geest immer geplaatst wordt in de stralenbundel van het levende Woord.

Lidmaten, die gered werden. Gered uit de machten der duisternis, van dit verkeerd geslacht. Gered van de eeuwige toorn door de enigen Redder: Jezus Christus. Dat is een eeuwig genadevoorrecht. Is dat uw deel? Zalig bent u, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar de Vader in de hemel.

Maar dat genadevoorrecht legt u grote verplichtingen op. Staat juist niet van deze lidmaten, van deze gemeente geschreven, dat ze volhardende waren in de leer der Apostelen? Blijf bij hetgeen u geleerd is en wordt niet omgevoerd door allerlei leringen. Handhaving van de leer gaat voorop. De gemeente moet zijn een pilaar en vastigheid der Waarheid. Worstel voort aan de genadetroon, dat de kerk in haar aardse gedaante daaraan beantwoordt. De Geest bindt aan het Woord en leidt in alle waarheid.

Dat heeft Hij gedaan in de eerste gemeente, dat doet Hij nog. Daarom is het niet voldoende de Waarheid te hebben, maar van de Waarheid te getuigen. Ach, werd dat meer beleefd, hoeveel kracht zou ervan uitgaan. Maar wanneer het eerste waar is, blijft de praktijk niet uit. Want zij prezen God in de gave van Zijn Zoon. Zij beleefden, wat zij bespraken. U ook? Zij volhardden in de breking des broods en in het gebed. Hier stond de Koning in het middelpunt. Pinksteren is het feest van de vervulling! Och, dat de Geest doorwaai ook in ‘t midden van de gemeenten, wij zouden wonderen zien.

Lidmaten, die zalig worden. De Koning der kerk staat ervoor in, dat Zijn werk voortgaat en Hij toont het ook nu nog. Daarom moge het gebed opwaken:

Uw Koninkrijk koom’ toch, o Heer’;
Ai, werp de troon des satans neer;
Regeer ons door Uw Geest en Woord;
Uw lof wordt’ eens alom gehoord
En d’ aarde met Uw vrees vervuld,
Totdat G’ Uw rijk volmaken zult.

Ds. G. Boer (1913-1973)

 

 

 

  • © hersteld hervormde kerk 2024