Oefenen in herderswerk
In deze bijdrage, die geïllustreerd wordt door de ervaringen van twee studenten (klik hier en hier), wordt inzicht gegeven in de manier waarop studenten aan het seminarie geschoold worden in het pastoraat. In de naam van dit vak komt het woord ‘pastor’ voor, het Latijnse woord voor ‘herder’. Het gaat dus om het herderswerk: om het weiden van zielen met het Woord. Dat gebeurt uiteraard ook door middel van de prediking. Echter in het pastoraat zoeken we het leven van de enkeling, samen met hem of haar, te verstaan in het licht van dat Woord. In die zin kunnen we pastoraat opvatten als ‘de bediening van het Woord aan de enkeling’.
Anders dan deze of gene misschien verwacht, zetten we de bezinning in bij de pastor zelf. Het is niet alleen van belang dat hij anderen kan ‘verstaan’, hij moet ook zichzelf kennen. Hij brengt zichzelf immers mee in het gesprek. Een goede pastor dient zich bewust te zijn van de wijze waarop zijn eigen (geestelijk) leven, voorkeuren, belangstelling, karakter, eigenschappen en dergelijke het gesprek kunnen beïnvloeden. Verder zijn op dit punt ook zijn pastorale grondhouding en gezindheid van belang.
Uiteraard richten we ons vervolgens – uitvoerig en diepgaand – op de ander, met wie we het pastorale gesprek aangaan (ook wel de pastorant genoemd). Dat betekent dat er aandacht wordt gegeven aan vragen als: ‘Hoe krijg je contact?’ en ‘Hoe houd je contact?’ Daarbij wordt onder andere gebruik gemaakt van inzichten vanuit de gesprekstechniek en theorieën met betrekking tot luistervaardigheden.
Omdat hiervoor al werd benadrukt dat het in het pastoraat aankomt op het weiden met het Woord, neemt ook de bezinning op het gebruik van de Bijbel in het pastoraat een belangrijke plaats in. Het gaat dan niet alleen over de wijze waarop we tot de keuze van een Schriftgedeelte komen, maar – met name – over de wijze waarop we de lezing in of na een gesprek op een goede manier ‘inweven’ in de ontmoeting. Een belangrijke vraag daarbij is wat de pastor met de lezing voor ogen staat. Wil hij woorden uit de Schrift aanreiken die stem kunnen geven aan de gedachten en gevoelens die hij bij de pastorant gewaar is geworden? Of is de lezing nadrukkelijk tot lering of tot bekering bedoeld? Het is hoe dan ook van groot belang dat het Woord met geestelijke fijngevoeligheid geadresseerd wordt. Er moet sprake zijn van een echte ontmoeting om het Woord ook werkelijk aan het hart te kunnen leggen. En om in vervolg daarop ook echt verenigd te kunnen zijn in het gebed. Met het oog op het gebed is het overigens nodig dat de ander zijn of haar vragen, vrees, vreugde, verwarring, vrede en verwachting in vertrouwen kan delen met de pastor.
Om op deze wijze geestelijk leiding te kunnen geven, krijgen de masterstudenten een stuk verdieping aangeboden in thema’s die voor het pastorale werk in de gemeente belangrijk zijn. Te denken is daarbij aan onderwerpen als: pastoraat en jongeren, pastoraat en ouderen, verlies en rouw, ziekte, relaties, psychische aandoeningen etc. Daarbij wordt enerzijds gebruik gemaakt van kennis uit de psychologie en de psychiatrie, terwijl anderzijds aan de hand van goede pastoraal-theologische literatuur op deze thema’s wordt gereflecteerd.
Uiteraard is pastoraat een vak dat je nadrukkelijk niet alleen uit boeken kunt leren; het gaat om theorie én praktijk. Om die reden gaan onze masterstudenten in het kader van stages – en met name de grote stage of het vicariaat – ook in de praktijk hun pastorale vaardigheden oefenen om zich verder te bekwamen in het pastoraat. Eén van de gesprekken schrijven ze achteraf zo volledig mogelijk uit. Deze verslagen worden in het mastervak pastoraat grondig geanalyseerd en besproken. Op die manier wordt de aankomende pastor zich meer bewust van zijn reacties in het gesprek en vooral van het effect dat deze hebben op het verloop ervan.
Aangezien pastoraat een vak is waarbij het op kennis én vaardigheid aankomt, waarbij verschillende competenties in beeld komen, worden er ook verschillende toetsingsvormen gebruikt. Om te beginnen moet een student zich een behoorlijke hoeveelheid theorie eigen maken. Met name geldt dit voor het vak ‘Inleiding pastoraat’ in de bachelor. Ook het vak in de masterfase omvat nog literatuurstudie, maar daarnaast mag de student een paper schrijven over een pastoraal-theologisch onderwerp naar keuze. In dit stadium is het verder met name de predikant die de grote stage (vicariaat) begeleidt, die toeziet op de verdere vorming in en bezinning op het pastorale handwerk. De meeste studenten voeren gedurende deze stage zo’n vijftig pastorale gesprekken om hun pastorale competenties verder te ontwikkelen en te versterken.
Bij de studie van en de oefening in het pastoraat is het besef onmisbaar dat we, om anderen te weiden met het Woord, aangewezen zijn op de Heilige Geest. We kunnen alleen als onderherder dienen als we bediend worden door de overste Herder Zelf! De kennis en vaardigheid die we verwerven zijn nodig; tegelijk zijn ze ‘maar’ een middel. Om te spreken is de pastor, ook de ervaren pastor, aangewezen op de Geest van Christus. Als het goed is, is het verlangen van zijn hart dat zijn pastoraat er dienstbaar aan mag zijn dat de overste Herder Zèlf de schapen weidt.
dr. P.C. Hoek, docent praktische theologie