De ontvangst van Comries rechtvaardigingsleer
Een belangrijk en omvangrijk onderwerp
Graag voldoe ik aan het verzoek van de redactie van Kerux om te schrijven over het onderwerp waarop ik 10 september 2021 mocht promoveren: ‘De receptie van Comries rechtvaardigingsleer’. Zowel reformatoren als nadere reformatoren hebben over de rechtvaardiging gesproken als het leerstuk waar de kerk mee staat of valt. ‘Wie hier dwaalt, dwaalt tot zijn eeuwig verderf’, aldus Wilhelmus à Brakel (1635-1711). Het is het meest gewichtige leerstuk tot zaligheid in de christelijke religie, de ziel van het christendom, de springader van alle ware troost en heiligmaking, zo luiden een aantal typeringen van dit artikel (Zie verder mijn lemma ‘rechtvaardiging’, Encyclopedie Nadere Reformatie deel 4).
Zowel in theologisch als historisch opzicht is mijn studie, ondanks een aantal afbakeningen, omvangrijk geweest. Theologisch gezien raakt het thema aan veel andere theologische onderwerpen, die ook boeiend zijn om te bestuderen. Bij het bestuderen van de eeuwige rechtvaardiging moet je ook nadenken over de raad des vredes (pactum salutis) en de predestinatie. Bij de rechtvaardiging in de opstanding van Christus zou de leer van het werkverbond en het genadeverbond aan de orde gesteld kunnen worden. Volgens Alexander Comrie was Christus namelijk representerend Bondshoofd van alle uitverkorenen die Hij in het genadeverbond vertegenwoordigde. Daarom betekent de opstanding van Christus de rechtvaardiging van de uitverkorenen (Rom. 4:25). Zelfs kwam er een christologische vraag aan de orde hoe de twee naturen van Christus zich tot elkaar verhouden, gezien wat de theoloog van Woubrugge leerde over de eeuwige vredesraad. Volgens Comrie was de menselijke natuur van Christus gepredestineerd. Dit in tegenstelling tot de Goddelijke natuur, want die was van eeuwigheid. De rechtvaardiging heeft verder te maken met het geloof in het Evangelie en de daarbij horende beleving. Dan gaat het al snel over het aanbod van genade (waar in Schotland en later ook in Nederland een hele controverse over was), het geloofsbegrip (de habitus en actus van het geloof) en het thema heilszekerheid (directe en reflexieve geloofzekerheid).
Als het gaat om historische context moet men Comrie niet alleen in de Nederlandse academische en kerkelijke context van de achttiende eeuw plaatsen, maar ook in de Schotse context, die op elk titelblad van zijn publicaties prijkte. Hij had zijn wortels in de Schotse kerk, theologie en spiritualiteit, waar hij aan de voeten zat van de gebroeders Erskine en Thomas Boston (1676-1732). Hij heeft zich voor zijn theologische wortels niet geschaamd en deze niet verloochend. Van Boston gaf hij zijn boek over het genadeverbond in het Nederlands uit (1741). Ook gaf hij eerder in zijn ABC des geloofs (1739) een parafrase van ‘de twaalf bijlslagen’ uit Bostons boek Human Nature in its Fourfold State (1729). Een boek dat hij aanvankelijk zelf zou vertalen. Bij de beschrijving van de vereniging met Christus leunde hij sterk op Bostons beschrijving hoe men door de wet van alles buiten Christus wordt afgebracht, om zo door Gods Geest door het geloof in Christus te worden ingeënt.
Comrie refereerde niet alleen aan onze drie formulieren van enigheid, die hij hartelijk liefhad en krachtig verdedigde, maar ook aan de Westminster Confessie en Catechismus die hij in zijn vaderland geleerd had. Van de kleine Catechismus van Westminster bezorgde hij zelfs een nieuwe uitgave (1752) in het Nederlands. Comrie heeft zich voor Nederland zeer verdienstelijk gemaakt als erflater van een aantal belangrijke puriteinse vertalingen.
Toen ik historisch naging hoe Comries theologie van de rechtvaardiging in de gereformeerde gezindte verwerkt was, vroeg dit analyse van verschillende posities en argumenten. Zeker waar het gaat om kleine nuanceringen is scherpte nodig. De feedback van mijn promotor en copromotor droegen bij aan deze precisie. Tientallen theologen werden geraadpleegd, waarbij ik ook nog geprobeerd heb om ze te plaatsen tegen hun biografische en kerkelijke achtergrond. Hiervoor heb ik veel literatuur gelezen (biografieën en naslagwerken), waardoor ik meer historisch zicht kreeg op allerlei ontwikkelingen, kerken, tradities en helaas ook heel veel narigheid en verdeeldheid in de gereformeerde gezindte. Hervormden (gereformeerde bonders), gereformeerden (dolerenden, neocalvinisten), christelijk gereformeerden, gergemmers en uitgetredenen passeerden allemaal de revue. Ik heb gefocust op mijn onderwerp, omdat er heel veel langs kwam wat beslist de moeite van het bestuderen waard was, maar wat niet direct nuttig was voor mijn onderzoek.
Studiezin, tijd en krachten
Het is een groot voorrecht om de studiezin, de tijd en de krachten te ontvangen om als een eerste-generatie-student (als je als eerste in het gezin naar de universiteit gaat) een promotietraject te volbrengen. Veel voldoening mocht ik halen uit de studie van een onderwerp dat mijn hart heeft. Enkele keren nam ik deel aan het jaarlijkse promovendiberaad (2018 en 2019), waar ik verschillende predikanten met studiezin heb ontmoet. Allerlei boeiende onderwerpen werden uitgediept. Een aantal van hen is helaas afgehaakt, zo heb ik begrepen. Het combineren van een studie met een gemeente blijkt een lastige combinatie te zijn. Ik denk dat het demotiveert om slechts eens in de week een dagdeel vrij te kunnen maken voor de studie. Men moet dan immers steeds opnieuw inlezen, omdat bepaalde kennis weggezakt is of vervaagt.
Ik memoreer hier aan het overlijden (14 mei jongstleden) van ds. Leon Hartevelt (in de leeftijd van 48 jaar), dienaar van het Goddelijke Woord in de Hersteld Hervormde Gemeenten Houten en Breukelen. Hij was een van de predikanten die aanwezig was tijdens mijn promotie. Dat is des te meer bijzonder omdat vanwege de coronamaatregelen helaas niet iedereen uitgenodigd mocht worden, die ik graag wilde uitnodigen. Er mochten maar zestig gasten bij aanwezig zijn en de rest kon de promotie digitaal volgen via de Livestream. Enige tijd voor de plechtigheid sprak ik Leon om te vragen naar zijn gezondheid. Hij vertelde bij die gelegenheid dat hij zelf nog steeds studeerde op ds. Theodorus van der Groe (1705-1784). Volgens Leon was Van der Groe een katholiek theoloog en dat wilde hij graag uiteenzetten, nadat hij het nodige materiaal hiervoor verzameld had. Hij was heel geïnteresseerd in mijn studieonderwerp en wilde graag aanwezig zijn bij de promotie. Gelukkig heb ik dat nog voor hem kunnen regelen. Helaas kan Leon zijn eigen interessante onderwerp niet meer voltooien. We geloven dat hij een goede ruil gedaan heeft en daardoor nu meer weet dan een theoloog op aarde leren kan.
Emeritus professor dr. W.J. op ’t Hof, de expert op het gebied van Nadere Reformatie en gereformeerd Piëtisme, mocht ook aanwezig zijn op de promotie. Tijdens de kerkhistorische colleges aan de Vrije Universiteit, door het lezen van artikelen van hem, maar ook onder zijn prediking heb ik veel geleerd over de oude schrijvers. Hij feliciteerde me na afloop, maar sprak de wens uit dat ik me nu nog eens in ‘een echte oudvader’ ging verdiepen. Dan moeten we wellicht denken aan mannen als Perkins, Ames, Teellinck en Udemans. De vervalthese, waarbij de achttiende eeuw veraf staat van het geloofsgoed dat door de vroege puriteinen en nadere reformatoren naar voren werd gebracht, heeft vele pleitbezorgers. Comrie als studieobject betekent overigens niet dat ik kritiekloos alles verdedig wat hij geleerd heeft. Door mijn studie was ik natuurlijk bezet met Comrie, maar dat is logisch wanneer je alles lezen en bestuderen moet.
De reformatie als vergelijkingsperspectief
In oktober 2021 wilde ik samen met mijn paranimfen (mijn schoonvader en een vriend) een stedentrip maken naar Duitsland om de kerkhistorisch belangrijke plaatsen Worms, Heidelberg en Neustadt te bezichtigen. Helaas was dat toen niet goed mogelijk en ook niet zo fijn, gezien alle strenge coronabeperkingen in Duitsland. Gelukkig konden we dit jaar alsnog gaan. Op het marktplein van Worms staat de Dreifaltigkeitskirche, de grootste protestantse kerk in de stad, die de herinnering aan de reformatie levend moet houden. Op de kerk is een bord aangebracht met de tekst van Maarten Luther (1483-1546) die hij uitsprak tegenover Karel V op de rijksdag van 1521 toen hij zich verantwoorden moest voor zijn leer. Duidelijk werd dat Luther stond op de bodem en het fundament van de Heilige Schrift, daar was zijn geweten aan onderworpen. Daarom kon hij zijn boeken, die Gods Woord alleen naspraken, ook niet herroepen. Wat mij opviel was dat in een dwarsstraat tegenover deze kerk een viertal borden achter elkaar staan opgesteld. Vanaf de kerk richting de plaats waar Luther destijds gestaan zou hebben ziet men de Latijnse teksten: Solus Christus, Sola gratia, Sola fide, Sola scriptura. In de omgekeerde richting zijn de teksten in het Duits te lezen. Hoewel het tekort door de bocht is om deze slogans als de samenvatting van de Reformatie te nemen, worden hier wel de kernpunten benoemd uit de boodschap van de reformatoren.
De eerste typering van de Reformatie herinnert eraan dat het heil alleen door Christus is. Hij heeft het heil alleen verworven en Hij is het voorwerp van het rechtvaardigend geloof. Dat betekent niet alleen dat het heil zonder en buiten de zondaar is verworven, maar ook dat hij voor de toe-eigening van het heil buiten zichzelf moet zijn. De geloofsvereniging met Christus krijgt bij Comrie dan ook veel aandacht. De tweede typering sola gratia zet de genade tegenover de menselijke verdienste. De toepassing van het heil is genade alleen. Het geloof is een gave van God door de Heilige Geest gewerkt. Volgens sommigen heeft Comrie een te zwaar accent op het genadekarakter van het heil geplaatst ten koste van het sola fide. Deze stelling stond in de Reformatie voor de rechtvaardiging door het geloof alleen, zonder de werken. Uiteraard wees Comrie een rechtvaardiging die (deels) door de goede werken tot stand kwam af. Hij zag echter scherp dat tijdgenoten de rechtvaardiging van de gelovige gingen leren. Geloof wordt dan de spil van de rechtvaardiging. Het neemt zelfs de plaats in van Christus’ gerechtigheid, omdat het geloof zelf tot rechtvaardigheid toegerekend wordt. Daarom accentueerde Comrie dat God de eerste is in de rechtvaardiging, maar ook in de vereniging met Christus. God rechtvaardigt de goddeloze. Het geloof was alleen een instrument of middel om de rechtvaardiging te ontvangen.
Zacharias Ursinus (1534-1584), die aan de universiteit van Heidelberg lezingen (1561-1568) gaf over de Loci Communes (eerste protestantse dogmatiek) van Philippus Melanchton (1497-1560), benadrukte de autoriteit van Gods Woord door te zeggen: ‘de Heilige Schrift is de enige regel van het geloof’ (Sola Scriptura Sacra est Regula Fidei). Vanuit dit beginsel is het goed om in de theologie een onderscheid te maken tussen de taal van de Heilige Schrift en de taal van de theologie die woorden geeft aan het verstaan van de boodschap van de Bijbel. In Gods Woord wordt niet van een eeuwige rechtvaardiging gesproken of van een rechtvaardiging vóór het geloof. Door iemand als professor Lucas Lindeboom (1845-1933) is hier terecht op gewezen. Dat dienen we goed te beseffen en dat dit niet voor niets is. We dienen met het gebruik van theologische begrippen dicht bij de Schrift te blijven. Dat betekent niet dat de rechtvaardiging geen eeuwigheidsaspect heeft of dat er in de hemel niets gebeurt voordat wij geloven. We kunnen bijvoorbeeld spreken over Gods eeuwige intentie van de rechtvaardiging, de verdienende oorzaak van de rechtvaardiging en de rechtvaardiging door het geloof zelf. Dat betekent dat we een duidelijk onderscheid maken tussen wat letterlijk in de Schrift staat en wat er inhoudelijk geleerd wordt.
Veel aandacht
Het is bijzonder dat er zoveel aandacht voor mijn promotie was. Eerder gaf ik een interview aan het Reformatorisch Dagblad en het Hersteld Hervormde Kerkblad Zicht op de Kerk (9-9-2021). Enkele maanden later volgde een interview in het Nederlands Dagblad (27-11) Ook historische tijdschriften waren geïnteresseerd. Zo verscheen er een artikel in Documentatieblad Nadere Reformatie (jaargang 45, nummer 2) van de Stichting Studie Nadere Reformatie en in de Jacobsladder (jaargang 42, nummer 1) van de Stichting tot Behoud van het Cultureel Erfgoed van Jakobswoude. Met name het interview voor het laatstgenoemde blad was interessant. De interviewer was namelijk onkerkelijk en had zich helemaal moeten inlezen. Ook onder mensen die historisch geïnteresseerd en belezen zijn, is het droevig gesteld met de kennis van de Bijbel, zo merkte ik. Zo had hij ook een preek van mij op YouTube gevonden. Hij had enig gevoel voor origineel taalgebruik en vond het mooi dat ik de kerk ‘een nachthutje in de komkommerhof’ had genoemd. Hij wist niet dat deze uitdrukking in het Bijbelboek Jesaja voorkwam.
De reden dat er nog steeds aandacht is voor (de theologie van) Alexander Comrie (1706-1774) is mijns inziens dat velen zich in het verleden en het heden aangesproken wisten en weten door zijn prediking waarin hij het bevindelijke leven van Gods volk beschrijft. Hij gaf woorden aan wat er innerlijk in de ziel van Gods volk omging en gaat. Wat het betekent om zondaar, schuldenaar en doemwaardige te worden voor God. Maar ook wat het wil zeggen om Christus te vinden in het evangelie door de Heilige Geest en gemeenschap met Hem te hebben. Een andere reden voor de belangstelling in deze oude schrijver is in zijn eigen tijd de polemiek waarmee hij in de tijd van de Verlichting het opnam voor de oude orthodoxe leer. In de negentiende en twintigste eeuw is Comrie meerdere keren (vaak selectief) gebruikt en in stelling gebracht voor de bevestiging van het eigene van de gereformeerde theologie binnen een bepaalde kerk. Zowel in de Gereformeerde Kerken in Nederland alsook in de Gereformeerde Gemeenten (in Nederland) werd de autoriteit van deze oudvader gebruikt. Uiteraard kwamen daar tegenreacties op. Zodoende heeft zijn theologie sporen getrokken in de geschiedenis van de gereformeerde gezindte.
Blijvende belangstelling
Ik verwachtte eigenlijk dat de belangstelling voor mijn promotieonderwerp wel beperkt zou blijven tot enkele maanden na de promotie. Dat blijkt niet zo te zijn. Nog steeds word ik aangesproken over mijn proefschrift. In april 2023 jaar preekte ik in de Hersteld Hervormde Gemeente Voorburg. Na de dienst ontmoette ik een kerkganger (een gepensioneerde arts), die zelf ook gepromoveerd was, maar dan op een medisch onderwerp. Hij stelde mij een zeer geleerde vraag, waar we daarna via de email verder over hebben gecorrespondeerd. Ook hebben we onze proefschriften uitgewisseld. Zijn proefschrift was geschreven in het Engels en ging over het zien van tumoren in de buik van embryo’s. Ik kon bij het lezen meteen zien dat ik niet medisch geschoold ben. Om de samenvatting te lezen, moest ik van zeker dertig verschillende termen de betekenis opzoeken. In dezelfde maand was ik uitgenodigd, samen met mijn vrouw, om aanwezig te zijn bij de decoratie van mijn oom. Bij die gelegenheid sprak ik de vrouw van ds. A. van Heteren. Zij complimenteerde mij met mijn boek Sporen van Comries rechtvaardigingsleer. Eindelijk eens een boek dat zij als gemeentelid ook kon lezen, zo zei ze. Dat was een mooie opsteker. Ik heb geprobeerd om in begrijpelijk Nederlands zo helder mogelijk de resultaten van mijn onderzoek op te schrijven. Kennelijk is dat goed overgekomen. In de Bewaar het Pand van 24 maart 2022 had haar man ook al positieve aandacht aan het boek geschonken. Hopelijk volgen er nog meer hersteld hervormde promovendi die promoveren op theologische studies die nuttig zijn om de schatten uit het gereformeerde erfgoed te ontdekken en door te geven. Ik blijf graag, bij leven en welzijn, de studieresultaten volgen.
Dr. D. Baarssen