Reformatiegeschiedenis: Op schouders van reuzen
Daar lopen we dan in de snijdende kou in de vroege ochtend van 28 februari 2018. Thermo-kleding aan. Uit de metro bovengronds gekomen is het even zoeken naar de Oude Kerk van Amsterdam, maar al gauw zien we een aantal grachten verderop de spits van de toren. In de nauwe straatjes rond de kerk is de verschaalde bierlucht bijna tastbaar. Bij de kerk aangekomen, voegen we ons bij de gids en een groepje studenten, dat al eerder is gearriveerd. Hier start onze excursie van het vak Reformatie- geschiedenis. De gids – een vriend van onze docent – neemt ons mee de Oude Kerk in. De wind huilt door de kieren van de kerk. Zelfs binnen is het ijskoud. Maar eenmaal binnen warmen we ons aan de verhalen van onze gids. Al vertellend brengt hij de rijke Amsterdamse kerkelijke historie tot leven. Het doet wat met je als je het op je in laat werken dat in dit oude Middeleeuwse Godsgebouw al eeuwen zondag aan zondag Gods Woord geklonken heeft en nog steeds klinkt[1]. Generatie na generatie heeft hier Gods levende en levenwekkende stem mogen horen.
De Oude Kerk is gebouwd op een oeverwal in het oudste gedeelte van Amsterdam. Om de kerk heen heeft zich in de loop der eeuwen de grachtengordel gevormd. Op de grens tussen de rijke binnenste grachtengordel en de arbeiderswijk, de Jordaan, bevindt zich de volgende kerk die we bezoeken: de Westerkerk aan de Prinsengracht. In tegenstelling tussen de wat donkere Oude Kerk, is de Westerkerk een oase van licht. Onze gids maakt ons opmerkzaam op oude en nieuwe vormen van kerkbouw- en inrichting. Interessante achtergrondinformatie is dat in deze kerk, op 10 maart 1966, prinses Beatrix en Claus von Amsberg zijn getrouwd. In deze kerk liggen onder anderen ook de schilder Rembrandt van Rijn, zijn zoon Titus en zijn tweede vrouw Hendrickje Stoffels begraven.
Na ons bezoek aan de Westerkerk wandelen we langs nog een aantal kerken, waaronder de Noorderkerk en een rooms-katholieke schuilkerk. Rond de middag eindigt onze excursie.
De excursie vormt een onderdeel van een breed palet aan inspirerende en boeiende werkvormen van het vak Reformatiegeschiedenis. We luisteren, presenteren en disputeren tijdens de colleges.
Op een rustige maar bevlogen en vakkundige wijze zorgt onze docent dr. Van de Kamp er voor dat we gedegen inzicht krijgen in de kerkhistorie van 1500-1800 en de relevantie voor nu. Actuele thema’s komen tijdens de colleges in historisch perspectief te staan. Toen en nu zijn er vragen rond Verbond, Heilige Doop en Heilig Avondmaal. Toen en nu zijn er verschillende inzichten rond verkiezing en verwerping en de vrije wil van de mens, de verhouding tussen Kerk en Staat en de balans tussen verdraagzaamheid en rechtzinnigheid.
Tijdens de colleges wordt steeds duidelijker dat we op de schouders van reuzen staan: theologen van eeuwen her, die diep en scherpzinnig nadachten over deze onderwerpen en hun inzichten ons in geschrift nalieten. Inzichten van levensbelang, die hen echter meer dan eens het leven hebben gekost. Wat een rijke zegen hebben we van God in hen en hun werk ontvangen.
Tijdens de colleges verscherpt ook ons zicht op de pluriformiteit van de Vroege Reformatie in Nederland: een gevarieerd palet aan theologische opvattingen. Als voorbeeld hebben we ons verdiept in de gedachten van Veluanus over de predestinatie en de vrije wil. Als slotoord kregen we een boeiend college over Gemeentezang.
Een belangrijk en bijzonder verdiepend onderdeel van het vak is een kerkhistorische opdracht. We hebben ons gezamenlijk verdiept in de beelden die in de loop der eeuwen zijn gecreëerd van de Synode van Dordrecht. Het stereotiepe beeld is een conflict tussen dominante, starre calvinisten en tolerante remonstranten die in een underdog positie werden gedrukt.
Ieder van de studenten heeft zich in één auteur verdiept en de resultaten van zijn onderzoek aan de andere studenten gepresenteerd. Auteurs die de revue passeerden zijn: Trigland, Hales, Fruytier, Schotsman, Bilderdijk, Groen van Prinsterer, De Cock en Kuiper. De kernvraag is steeds of er door de betreffende auteur een juist beeld van de Synode is geschetst, in welk kamp hij zich bevond en waar hij tegen ageerde.
Een groot voordeel van deze werkwijze is dat je je echt gaat verdiepen in het werk van één auteur en de context waarin zijn publicatie is ontstaan. Eén van de theologen die aandacht kreeg is Trigland en zijn werk tegen Wtenbogaert. Trigland was buitengewoon geleerd. Opvallend in zijn werk is de vakkundigheid waarmee hij zowel inhoudelijk als qua vorm het werk van Wtenbogaert weerlegt. In Trigland’s werk komen we ook de beroemde passage tegen, waarin de voorzitter van de Synode de Remonstranten wegzendt en de reactie van Trigland daarop, die zelf ter synode aanwezig was.
Uit zijn levensgeschiedenis komt naar voren dat Trigland een beminnelijke mens moet zijn geweest. Het is bijzonder om te lezen dat deze ‘reus’ in de godgeleerdheid, ook een gewoon mens was die in zijn geschriften iets van zijn gevoelens laat zien. Ruim 30 jaar na de Synode schrijft hij dat hij die wegzending “met een schrick ende ontsettinghe mijns gemoets ghehoort ende gesien heb / alsoo noch met een ontstellinghe gedencke.”
Detail van p.1137 uit Kerckelycke Geschiedenissen (1650) van Jacobus Trigland.
Henk Ottema