Een dag uit het leven van een student
Op een dinsdagmorgen in januari laat de wekker om 06:00 uur van zich horen. Ongeveer een uur later begint de reis met de bus richting Amsterdam. Het uitzicht over de Oostvaardersplassen is mooi, vooral als de zon haar stralen laat schijnen over de winterse vlakte. Een reis van meer dan twee uur is beslist niet nadelig. Vanuit de kerkgeschiedenis is ons zoveel overgeleverd dat geen enkele reiziger zich hoeft te vervelen. In perioden van de studie waarin schriftkritiek de toon van exegese lijkt aan te geven, is het verrijkend om over dezelfde geschiedenissen die in de colleges ter sprake komen een prekenserie mee te krijgen van predikers als ds. G. Boer. Van harte hoop ik dat u, die deze bijdrage leest, een plaats heeft in uw gebed voor het seminarie. Dat hebben studenten met een dwaalziek hart dagelijks nodig!
[Afbeeldingsresultaat voor oude kerk amsterdam] Deze morgen is het eerste college van de module ‘Geschiedenis Vaderlandse Kerk’. In klein gezelschap denken wij in enkele colleges na over Gods geschiedenis met de planting Gods in de lage landen aan de zee. Elke nadere aanbeveling is daarmee overbodig. In het college stelt de docent zijn eerste vraag: Waarom doen wij aan kerkgeschiedenis? Alleen vanwege kennis? Vanwege bagage? Of vanwege actualiteit? Wij kunnen ook op een verkeerde manier aan kerkgeschiedenis doen, zo is mij duidelijk geworden. Een verkeerd gebruik van de kerkgeschiedenis is relativering en historisering. De kerkgeschiedenis wordt dan een menselijk proces, zonder dat wij letten op Gods vinger die de geschiedenis schrijft. Een ander verkeerd gebruik van de kerkgeschiedenis is het shoppen. Dan hebben wij vooraf een bepaald standpunt en gaan wij in het verleden op zoek naar stemmen en citaten om ons gelijk te bevestigen. Leerzaam is het in ieder geval niet, want in het meest positieve geval weet je alleen dat er een aantal mensen met vergelijkbare opvattingen geweest is. Maar eerlijk is het ook niet. Het verleden is in heel veel opzichten vreemd. Het is veel minder toegankelijk dan wij denken. Dat maakt kerkgeschiedenis tegelijk ook heel boeiend. Nog een verkeerd gebruik van de kerkgeschiedenis is het funderingsdenken. Dan wordt de kerkgeschiedenis een soort afvalrace. Wij krijgen een steeds scherper beeld hoe de zaken liggen, want elke opvolger brengt een correctie aan. En uiteindelijk hebben wij het summum van de gereformeerde theologie. Zelfs gebrek aan aarzeling is hier een zorgelijk signaal. Waarom bestuderen wij dan de kerkgeschiedenis? Vanwege katholiciteit, waardoor wij leren dat wij heel kleine mensen zijn. Wij willen ons corrigeren en verbreden door alle schrijvers. Hebben wij zuiver bewaard wat wij hebben meegekregen? Het wordt een leerzame ontmoeting. Een ontmoeting die allerlei nieuwe vragen geeft.
Aan het begin van de middag wandel ik weer naar station Amsterdam Zuid. De terugreis begint. De hoofdstad met zijn prachtige kerkgebouwen ligt achter ons. Tijdens een eerdere excursie met de seminariestudenten is ons verteld dat in er jaren zijn geweest waarin er tijdens de zondagse erediensten alleen al in de Oude Kerk zo’n paar duizend mensen stonden te luisteren. Daar word je stil van! Predikers van naam, zoals Petrus van der Hagen, hebben daar de Schriften verklaard. Hebben wij zuiver bewaard wat wij hebben meegekregen? Onderweg maak ik een begin met de literatuur voor deze module. Aan het einde van de middag en ’s avonds wachten de catechisanten. De overgang van studeren naar catechiseren betekent een omschakeling. Zulke omschakelingen zullen er wellicht ook zijn in de pastorie. Aan het einde van de dag blijft het gebed, met oog op alles wat die dag met zich meebracht: ‘Uw werk, o HEERE, behoud dat in het leven in het midden der jaren’ (Hábakuk 3: 2).
Paul van den Herik