Het opstellen van de jaarrekening is een taak van het college van kerkvoogden (ord. 16-16).
1. Ieder jaar stelt het college van kerkvoogden voor 1 mei een ontwerp jaarrekening vast. De jaarrekening bestaat uit een staat van baten en lasten en een balans (ord. 16-16-1). Er kan dus niet volstaan worden met alleen een overzicht van inkomsten en uitgaven. Bij het opstellen van de jaarrekening kan gebruik worden gemaakt van het model van de landelijke kerk.
2. De ontwerprekening wordt vervolgens ter goedkeuring en definitieve vaststelling aan de (centrale) kerkenraad aangeboden (ord. 16-16-2).
Indien de (centrale) kerkenraad wijzigingen in de ontwerprekening wil aanbrengen, dan kan dat alleen gebeuren met instemming (in overleg ) van het college van kerkvoogden (ord. 16-16-2).
3. Wanneer vervolgens overeenstemming bestaat over de ontwerprekening wordt deze door de (centrale) kerkenraad vastgesteld (ord. 16-16-3).
4. Als tussen de (centrale) kerkenraad en het college van kerkvoogden géén overeenstemming wordt bereikt over de ontwerprekening, wordt het geschil door de (centrale) kerkenraad voorgelegd aan de commissie toezicht en financiën die met betrekking tot het geschil een bindend advies geeft.
5. Na vaststelling van de jaarrekening door de (centrale) kerkenraad wordt deze in afschrift en ter kennisname door het college van kerkvoogden toegezonden aan de commissie toezicht en financiën.
6. Na vaststelling wordt een samenvatting van de jaarrekening door het college van kerkvoogden in de gemeente gepubliceerd (b.v. in het kerkblad) en wordt de vastgestelde rekening (in haar geheel) gedurende ten minste vijf werkdagen ter inzage gelegd voor de gemeenteleden.
7. Voor gemeenten met beheervorm 16-1-4-c of d (‘vrij beheer’) is met betrekking tot het opstellen en vaststellen van de jaarrekening het bepaalde van het plaatselijk reglement van toepassing. In de meeste situaties zullen de (tijds)bepalingen overeen komen met bovenstaande. Goedkeuring en (definitieve) vaststelling gebeurt dan niet door de kerkenraad maar het college van notabelen.
Kascommissie / controleverslag
Het is de taak van de kascontrolecommissie om na te gaan of de informatie in de jaarrekening correct en voldoende is. Er moet een controle plaatsvinden van de balans, de staat van baten en lasten en de eventuele toelichting (verslag). Ook dient nagegaan te worden of aan wettelijke, kerkordelijke of andere bepalingen voldaan is. De kascontrolecommissie rapporteert aan het kerkbestuur. Dat is de kerkenraad of het college van notabelen en aan de leden(vergadering). De gemeenteleden moeten er op kunnen vertrouwen dat de gepresenteerde cijfers kloppen. Naast de controlerende taak is het signaleren van risico's en het adviseren op gebied van de administratie, ANBI en organisatie ook een taak van de commissie.
In het algemeen gesteld moeten leden van de commissie over een goede kennis beschikken om het financieel verslag te kunnen controleren. Als hulpmiddel hierbij is door het kerkelijk bureau een voorbeeld beschikbaar gesteld dat als basis kan dienen voor de rapportage van de controlebevindingen. Het model controleverslag geeft het oordeel weer van de onafhankelijke controleurs over de jaarrekening, identificeert deze jaarrekening en geeft ruimte voor het vastleggen van de controlebevindingen. Het controleverslag geeft verder, in de vorm van een checklist weer aan, welke punten bij de controle van de administratie en de jaarrekening aandacht moet worden besteed.